Het Gardameer in cijfers en feiten
Het Gardameer is één van de bekendste meren van Italië. Het landschap heeft een schilderachtig karakter door het diepblauwe water, de oleanders, de citroenbomen en de cipressen.
Geografische gegevens:
oppervlakte 369,98 km²
omtrek 158,4 km
max. lengte 51,6 km
hoogte 65 m
max. breedte 17,2 km
max. diepte 346 m
Temperaturen
maand water lucht
dec - feb 6°- 8° 5°-15°
mrt - mei 9°-18° 15°-24°
jun - aug 17°-27° 24°-32°
sep 22°-17° 28°-20°
okt - nov 15°-10° 20°-10°
Gegevens over het meer en het landschap er omheen
In morfologisch opzicht is de grote watermassa verdeeld in twee gedeelten. Het noordelijke deel is smal en ligt ingeklemd tussen steile bergen, waardoor het doet denken aan een Scandinavische fjord. Maar het zuidelijke deel loopt uit in een breed bekken waar het schiereiland van Sirmione inpriemt.
Er liggen 7 kleine eilandjes in het meer
Landschap Gardameer
- San Biagio, dat bij de rots van Manerba ligt
- Het eilandje Trimelone, bij Cassone
- In de buurt van Malcesine liggen Sogno en Olivo
- En dan zijn er nog de rotseilandjes Altare en Stella.
Hoog boven de oostkust vinden we het imponerende massief van de Monte Baldo met zijn toppen, de Altissimo (2.078 m), de Pozzette (2.218 m) en de Telegrafo (2.200 m). De steile kalksteen hellingen bieden tot aan de oever een afwisselend gezicht met weiden, bossen, rotsen, heuvels en valleien, littekens van steenlawines, cipressen, olijfgaarden, wijngaarden en hier en daar wat huizen en een paar kleine dorpjes.
De westkust tussen Riva en Gargnano bestaat uit steile soms loodrecht uit het meer oprijzende rotsen, met hoog boven de scherpe bergen uitstekende toppen van de Pari (1.991 m), Carone (1.621 m), Denervo (1.460 m) en de Pizzardo (1.582 m).
De steile bergwanden worden doorsneden door een flink aantal nauwe valleien, maar de belangrijkste valleien zijn;
- De vallei van de Ledro, die naar Ponale loopt,
- De Toscolane vallei, waar de Valvestino doorheen stroomt,
- De vallei van de Sarca, die in het uiterste noorden van het meer ligt bij Arco, Riva en Torbole. De rivier de Sarca heeft met alles wat hij met zich mee voert vlakke stukken land gemaakt.
Het meer ten zuiden van de bergwanden ziet er totaal anders uit. Hier zijn geen steile rotswanden en vlak langs de oever of in de rotsen uitgehouwen wegen. Aan de westkant vanaf Gargnano is de oever vlak, alleen bij de Rots van Manerba wordt hij nog wat steil en hoog (218 m). Maar hier vandaan vinden we tot Desenzano en Peschiera alleen maar vlakke grond en zo gaat het door tot de rots van San Virgilio bij Garda.
Behalve de eerder genoemde rivier de Sarca stromen nog een heel aantal kleinere riviertjes in het Gardameer uit. We noemen de Varone, de Abola en de Ponale in het noorden van het meer.
De San Giovanni (bij Limone), Campione (bij San Michele) de Brasa, Toscolano, Bornico en de Barbarano vinden we in het westen van het meer. De riviertjes aan de oostkant van het meer zijn over het algemeen vrij klein en kort.
De enige rivier die bevaarbaar is, de Mincio, stroomt bij Peschiera uit het Gardameer naar het zuiden, om ten zuiden van Mantova in de Po te stromen.